Doof | Communicatietips | Doofblind | Literatuur | ||||||
Gebarentaal | Gebarencursus | Vierhanden-alfabet | Links | Disclaimer | |||||
Handalfabet | Gebarenavonden | Artikelen | Ikke | Openingspagina |
In Nederland zijn circa 1,3 miljoen mensen die niet alles kunnen horen.
Dat is dus ongeveer 1 op de 12 mensen.
Omstreeks 475.000 mensen ondervinden in het dagelijkse leven hinder van hun gehoorverlies.
Ca. 10 tot 13 duizend mensen zijn doof of zwaar slechthorend.
Slechthorenden kunnen met hulp van een hoorapparaat en extra inspanning een gesprek voeren.
Doven hebben voor de communicatie geen bruikbare gehoorresten,
waardoor zij in een gesprek zonder doventolk afhankelijk zijn van spraakafzien (liplezen).
Hierbij moet gezegd worden dat slechts 40% van de woorden afgelezen kunnen worden.
De rest moet gegokt worden.
Mensen kunnen op alle leeftijden slechthorend of doof worden Het kan tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte gebeuren, maar het kan ook op elk willekeurig moment tijdens het leven ontstaan. Er zijn verschillende oorzaken voor doofheid, zoals erfelijkheid, rode hond bij de aanstaande moeder, hersenvliesontsteking, virusinfecties, geneesmiddelen, vergiftigingen, ontstekingen, ongelukken of lawaai. Maar vaak is de oorzaak onbekend.
Dit zijn mensen met een verminderd gehoor, variërend van licht tot zwaar slechthorend. De taalverwerving van slechthorenden is afhankelijk van de mate van het gehoorverlies. Voor licht slechthorenden verloopt deze meestal hetzelfde als voor horenden, voor zwaar slechthorenden vaak hetzelfde als voor prelinguaal doven. Veel slechthorenden gaan naar een slechthorendenschool, maar steeds vaker ook naar het regulier onderwijs.
Dit zijn mensen, die op jeugdige of volwassen leeftijd doof zijn geworden. Dit kan langzaam gaan (laatdoof) of van het ene op het andere moment (plotsdoof). Deze mensen zijn postlinguaal doof, dat betekent dat zij doof zijn geworden nadat hun taalverwerving voltooid was. Ze zijn opgegroeid in de horende wereld, en hebben dus een horende achtergrond. Je kunt aan deze mensen vaak niet horen dat zij doof zijn.
Dit zijn mensen die vanaf hun geboorte doof zijn, of die voor het derde jaar doof zijn geworden. Dit heet prelinguaal doof, dus voor de taalverwerving. Doordat deze mensen leren praten door te kijken en te voelen, klinkt hun stem vaak anders. Daarbij kost leren praten voor deze mensen veel energie en tijd, net zoals leren spraakafzien. Op de dovenscholen is de communicatie aan de dove kinderen aangepast en wordt extra aandacht besteed aan leren spreken en spraakafzien.
Dit zijn doven die naast hun doofheid nog een andere handicap hebben. Dat kan een zintuiglijke handicap zijn, zoals bij doof-blinden. Maar het kan ook een lichamelijke handicap zijn, zoals spasticiteit of een verstandelijke handicap. Ook zijn er doven met een combinatie van meerdere handicaps, zoals verstandelijk gehandicapte doof-blinden. De dovenscholen hebben aparte afdelingen voor meervoudig gehandicapten.
Dit zijn mensen die zowel auditief als visueel gehandicapt zijn. Het woord doof-blind wordt voor verschillende groepen gebruikt, namelijk slechthorend-slechtzienden, slechthorend-blinden, doof-slechtzienden en totaal doof-blinden. Door deze verschillen zijn er ook verschillende vormen van communicatie nodig, zoals spraakafzien, gebarentaal, vierhanden-gebaren, vingerspellen-in-de-hand of typen in braille.
Allochtone doven hebben naast hun doofheid ook te maken met een andere culturele achtergrond. Dat maakt hen binnen de groep van doven tot een aparte groep, zoals dat bij horenden ook het geval is. Bovendien spreekt hun directe familie meestal de taal van het land van herkomst. Dat is een extra handicap.
Het leren spreken is voor de meeste prelinguaal doven tijdrovend en inspannend. Het resultaat is vaak matig. Ook het leren lezen en begrijpen van geschreven Nederlands is moeilijk, omdat het is gebaseerd op klanken. Daarom is voor doven Nederlands een tweede taal, de Nederlandse Gebarentaal is hun natuurlijke taal. Gebarentaal is een echte taal met een eigen grammatica en eigen gebarenschat. Je kunt alles ‘zeggen’ in Gebarentaal.
Geluid is erg belangrijk. Het kan als waarschuwing dienen, het vertelt wat er om je heen gebeurt en het is erg belangrijk in het contact met andere mensen. Niet alleen omdat je hoort wat iemand zegt, maar ook hoe die persoon het zegt. Het belang van deze informatie wordt vaak onderschat. Omdat dove mensen niets horen, missen zij al deze informatie en alle terloopse informatie waar je niet bij stil staat. Radio is niet toegankelijk en teweinig Nederlandstalige televisieprogramma’s zijn ondertiteld. Doven bellen met een teksttelefoon, maar de meeste organisaties hebben (nog) geen teksttelefoon. Bovendien is Nederlands voor prelinguaal doven een tweede taal, dus is het lezen van de krant ook niet makkelijk. Daarom lopen doven in de huidige informatie-maatschappij vaak een informatie-achterstand op.
In Nederland zijn verschillende doveninstituten met peutergroepen, basisscholen en voortgezet onderwijs. Op de meeste dovenscholen is tweetalig onderwijs ingevoerd. Dove kinderen krijgen in principe les in hun eigen taal, de Nederlandse Gebarentaal, zodat alle lesstof goed toegankelijk is. Het onderwijs aan doven is ook gericht op integratie in de horende maatschappij. Daarom wordt er extra tijd besteed aan het leren spreken en spraakafzien en het geschreven Nederlands.
Het grootste gedeelte van de doven werkt in de industrie, de dienstverlening of op sociale werkplaatsen. Het is voor doven niet altijd makkelijk om een baan te vinden. Veel dove jongeren vinden het moeilijk om een beroep kiezen. Het probleem is dat voor veel opleidingen geen tolkuren worden vergoed of dat door het tolkentekort geen tolken beschikbaar zijn. Doven vinden het een groot knelpunt dat ze vaak weinig kansen op promotie hebben.
Veel mensen weten niet zoveel van doofheid af. Mensen gaan vaak schreeuwen tegen een dove, of ze weten niet hoe ze moeten reageren en zeggen maar niets. Veel mensen praten over 'doofstommen'. Dit woord stamt uit de tijd dat doven geen onderwijs kregen en dus inderdaad doof, stom én dom waren. Tegenwoordig gaan doven gewoon naar school, net als horende kinderen. Daar leren dove kinderen ook praten. Doven kunnen alleen maar niet horen.
Doven lopen thuis, op school en op het werk altijd tegen communicatie-problemen aan. Bovendien komen doven veel onbegrip over hun doofheid tegen. Zo kunnen doven makkelijk in een isolement terecht komen. Daarom zoeken doven elkaar in hun vrije tijd vaak op. Zo zijn er ontmoetingsplaatsen voor doven ontstaan, de Welzijnsstichtingen. Deze stichtingen organiseren allerlei activiteiten op het gebied van ontspanning, sport, onderwijs, cultuur en godsdienst. Vanwege de hechte gemeenschap, de eigen taal en de gebruiken van doven, spreekt men van Dovencultuur.
De laatste jaren worden doven zich steeds meer bewust van hun mogelijkheden. Doven hebben recht op een eigen plaats in de maatschappij en recht op toegang tot de samenleving. Om als volwaardige burgers mee te kunnen doen, is een aantal voorzieningen nodig zoals tweetalig onderwijs, doventolken, hulpmiddelen en ondertiteling. Steeds meer doven beseffen hun recht op deze voorzieningen. Naar Amerikaans voorbeeld wordt dit wel Deaf Power genoemd.