Ze lijkt een heel normaal meisje uit Asten, Noord-Brabant. Zestien jaar, gaat naar school. Ze lacht, ze huilt; net als iedereen. Alleen is Rijohnne van Kemenade blind, verstandelijk gehandicapt en nagenoeg doof. Door middel van vierhandengebarentaal komt ze nu voor het eerst in contact met de wonderlijke wereld om haar heen.
'Aan de kant! Appelsap, nu!' Marjan van Kemenade vertelt vol passie over die ene, zeer emotionele gebeurtenis, met carnaval vier jaar geleden. Haar dochter Rijohnne pakte op de tast een glas bier van een tafel en nipte. 'Alles liep er langs natuurlijk, ze vond het ook helemaal niet lekker. Twaalf jaar lang hadden we tevergeefs geprobeerd om haar zelfstandig te laten drinken. Ik rende naar de bar en zei dat ik het later wel zou betalen en alles uitleggen, als ik maar snel die appelsap kreeg. Het werkte, ze pakte weer het glas en dronk het leeg. Ineens. Het was de mooiste carnaval uit ons leven.'
Rijohnne van Kemenade werd te vroeg -na 26 weken en vier dagen- geboren. Op de eerste dag van haar leven kreeg ze een hersenbloeding waardoor ze verstandelijk gehandicapt werd. Er volgde een lange beademingsperiode wardoor netvliesloslating -en dus blindheid- optrad. Door de aanhoudende complicaties kreeg ze ontelbare medicijnen die een jaar later weer tot doofheid leidden. Vijftien jaar lang bepaalden anderen wat ze deed, uit liefde natuurlijk, maar toch. Daar begint nu langzaam verandering in te komen. Sinds een jaar is Rijohnne 'min of meer actief'.
Als je doofblind bent -en in Rijohnne's geval ook nog verstandelijk gehandicapt- is communiceren moeilijk. Tot een paar jaar geleden was het zelfs nagenoeg onmogelijk. In december 2000 is er een taal ontwikkeld voor doofblinden: de vierhandengebarentaal. Een doofblinde kan sindsdien ook volwaardig met anderen communiceren, mits de ander dit ook aanleert. In wezen is het de Nederlandse gebarentaal voor doven maar dan toegepast (in aangepaste vorm) op het lichaam.
In tegenstelling tot de meeste van de vijfduizend Nederlandse doofblinden, die vaak in een internaat wonen, woont Rijohnne thuis. Ze gaat vier dagen per week naar de doofblindenschool Rafael in St. Michielsgestel. Ze heeft een heel netwerk van mensen om zich geen. Naast haar ouders, broer en zus is er een vaste oppas, een 'calamiteitenoppas', een vaste chauffeur, een zelfstandigheidstrainer, een creativiteits- en muziektherapeut. Ook heeft ze een vast logeeradres. Ongeveer vijftien mensen begeleiden Rijohnne intensief. De gemiddelde Nederlander kent ongeveer 800 mensen, Rijohnne kent er 25.
Op haar eigen niveau maakt Rijohnne zich momenteel de vierhandengebarentaal eigen. Tot een jaar geleden kende ze nog maar vijftig gebaren. Zonder de vierhandengebarentaal was dat ook zo'n beetje het maximaal haalbare geweest. Inmiddels kent ze tweehonderd gebaren. En iedere maand leert ze bij. Het gaat zelfs zo goed dat de zelfstandigheidstrainingen even op een lager pitje zijn gezet. Er wordt nu vol ingezet op communicatie omdat haar naaste omgeving duidelijk een opgaande lijn constateert.
'Er gaat een wereld voor haar open', zegt moeder Marjan met tranen in haar ogen van geluk. 'Rijohnne kan nu zelf haar wensen en daden aangeven. Ze wordt zich steeds meer van situaties en leven rondom haar bewust en ze stapt nu eindelijk voor het eerst de 'echte' samenleving binnen. Het probleem is alleen dat onze samenleving dat helemaal niet gewend is.'
Voor een 'normaal' iemand duurt het ongeveer vier maanden om de vierhandengebarentaal onder de knie te krijgen, iets wat de directe omgeving van het Astense meisje ook heeft gedaan. Op de meest actuele cd-rom die is samengesteld door het Nederlandse Netwerk van Doven staan inmiddels een kleine duizend vierhandengebaren. Rijohnne heeft nooit kunnen zien en niemand heeft haar ooit dingen kunnen vertellen of uitleggen. Ondanks de nieuwe methode blijft communcatie met Rijohnne een uiterst moeilijke zaak waarvoor een engelengeduld nodig is. Door middel van verwijzingen, associaties en koppelingen wordt het mogelijk, herhaling en vaste patronen zijn daarbij van het allergrootste belang.
Een vierhandengesprek met een doofblinde kan alleen één op één. De handen worden op elkaar gelegd, de zender (prater) houdt daarbij de handen onderop. De ontvanger (luisteraar) voelt van bovenaf en volgt zo de bewegingen van de zender.
'Rijohnne zit nu op het communicatieniveau dat net tussen een peuter en een kleuter ligt', vertelt Marjan van Kemenade. 'Brabbeltaal nog eigenlijk omdat ze de bewegingen vaak niet goed afmaakt. Ze heeft een tactiele afweer, dat maakt het nog lastiger.' Pas als Rijohnne helemaal op haar gemak is, is communicatie mogelijk. De kleinste doorbreking van het kleinste patroon geeft al ruis. Radicale overgangen van situaties maken contact extreem moeilijk. 'Zo was ze deze week helemaal van de kaart omdat we haar een hemd met korte mouwen hadden aangetrokken. Dat was ze al meer dan een half jaar niet gewend. Probeer maar eens uit te leggen dat het vanwege het weer is, omdat de zon schijnt. Ze weet niet eens wie of wat de zon is, ze voelt hooguit een rare, warme prikkeling op de huid. Rijohnne kan dus alleen maar dingen leren die direct binnen haar belevingswereld liggen. De zon is iets abstracts, iets ongrijpbaars. Ze kan het alleen voelen. Maar hoe kun je voelen uitleggen?'